Soefigedachtes

De democratie van vorsten en vorstinnen

Door Nawab Pasnak

Toen Hazrat Inayat Khan in 1910 naar het westen kwam, leek de eeuwenlange Europese strijd tussen aristocratische en democratische staatsvormen min of meer voorbij. Democratie leek de overwinnaar te zijn, wat betekent dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun bestuur. Hoewel historische overblijfselen en verouderde structuren nog bestonden, en nog steeds bestaan, was het regeren door een paar bevoorrechten al snel een verouderde vorm aan het worden. Het principe om gewone mensen een stem te geven nam de overhand.

De soefilering dat we allemaal kinderen van dezelfde Schepper zijn en dat, omdat er maar één Wezen is, de pijn van één onvermijdelijk de pijn van allen moet zijn, lijkt in harmonie te zijn met deze verschuiving in begrip. Bovendien zijn er in het soefisme geen tussenpersonen tussen het individu en God. De leerling op het soefipad plaatst geen priesterlijke voorspreker boven zichzelf op de weg naar de Schepper, maar probeert het Goddelijke rechtstreeks te ontmoeten. Maar is het juist om te zeggen dat het soefisme democratisch is? Het hangt er natuurlijk vanaf wat we onder de woorden 'democratie' en 'aristocratie' verstaan.

Laten we eerst eens kijken naar de invloeden in het persoonlijke leven van Pir-o-Murshid Inayat Khan. Hij groeide op in een gezin dat nauw verbonden was met het koninklijke hof in Baroda. Zijn grootvader Maula Bakhsh was de voornaamste musicus van de Gaekwad, de koninklijke heerser. Bovendien gaf Inayats eigen muzikale talent hem toegang tot een aristocratische wereld van culturele verfijning en gratie. Inayats persoonlijke levensstijl was heel eenvoudig - hij sliep bijvoorbeeld jarenlang liever op de grond dan in een bed - maar het was aan de weelderige, glinsterende hoven van de raja's en maharadja's dat zijn muziek een publiek vond. Aan de andere kant, toen hij naar het zogenaamd democratische Westen kwam, werd hij vaak geconfronteerd met rassendiscriminatie en culturele vooroordelen. In die tijd hadden zelfs de meest progressieve landen een beperkte opvatting over wie in aanmerking zou moeten komen voor een deel van de 'volksmacht'. Ondertussen waren Indiase expats in Engeland, in plaats van hem vriendschap en begrip te bieden, vaak vijandig tegenover Inayat omdat hij zich niet aansloot bij hun strijd om India te bevrijden van de heerschappij van de Britse kroon. In zijn uiterlijke leven zouden we daarom kunnen zeggen dat Hazrat Inayat Khan het leven van het laagste tot het hoogste niveau meemaakte, en zowel de ontberingen van de rechtelozen als de privileges van de aristocraat ondervond.

In zijn lezingen behandelde Hazrat Inayat Khan de kwestie van sociale organisatie vanuit het oogpunt van de mysticus. In een lezing over 'Het Probleem van de Dag', in Volume X van de Message series, merkt hij op dat "(...) beschaving niet geslaagd lijkt te zijn. De moeilijkheid bestond uit de aanpassing van het nieuwe idee van democratie aan het fundament van de aristocratie waarop het gebaseerd is." Hij legt verder uit dat dit komt omdat "het karakter van aristocratie en democratie niet algemeen begrepen wordt vanuit het gezichtspunt van de mysticus en zolang dit gebrek aan begrip blijft bestaan, zullen duizend democratieën of aristocratieën uiteindelijk altijd falen."

Een mysticus ontdekt vanuit directe realisatie dat alles één is en dat alle vormen onderling verbonden en van elkaar afhankelijk zijn. Als we de natuur bestuderen, zien we eenvoudig dat er een ingebouwde structuur is - de planeten draaien om de zon, die op haar beurt om het centrum van de Melkweg draait. De oceaan ademt langzaam in en uit in getijden die verschuiven in harmonie met de reizende maan enzovoort. Er is duidelijk een natuurlijke orde in de schepping en de mensheid zou moeten erkennen dat, tenzij we onze eigen levens en vormen daaraan aanpassen, de beschaving niet kan hopen te slagen. Wat leert de natuur ons dan volgens het soefisme over aristocratie en democratie?

Ongetwijfeld zijn er velen die zouden betwijfelen of aristocratie überhaupt een plaats heeft in de natuur - dat het, als er al iets is, volledig onnatuurlijk is. Maar de mysticus heeft een andere kijk. Hazrat Inayat Khan erkent dat het woord 'aristocratie' voor veel mensen onaangenaam is. Maar dat komt omdat ze het alleen in zijn gedegenereerde vorm hebben gezien, de decadente vervorming veroorzaakt door egoïsme en onwetendheid, en niet hebben begrepen wat het essentiële ideaal van aristocratie is. (We kunnen terloops opmerken dat dezelfde misvatting voorkomt in de algemene afwijzing van religie. De steeds vaker voorkomende afwijzing van God en religieus geloof is meestal de weerspiegeling van een beperkte kijk op de geschiedenis en niet van het ideaal. Er wordt gezegd dat toen een atheïst verklaarde dat hij niet in God geloofde, een soefi hem vroeg om de God waarin hij niet geloofde te beschrijven. Nadat hij de beschrijving van de atheïst had gehoord, zei de soefi: “De God waarin jij niet gelooft, daar geloof ik ook niet in.”).

In dezelfde lezing over het ‘Probleem van de Dag’ legt Hazrat Inayat Khan uit wat hij bedoelt met aristocratie en democratie. "De mens wordt in deze wereld geboren onwetend van het koninkrijk dat in hemzelf is, en ware aristocratie is het bereiken van dat koninkrijk." Met andere woorden, voor de mysticus is het niet het bezit van een land, een meetbaar stuk aarde dat tegen een invasie beschermd moet worden, dat iemand tot koning maakt, maar eerder de heerschappij over het eigen innerlijke rijk. Zoals het in de Gayan Talas staat: ''Regeerder is hij die zichzelf regeert, heerser is hij die zichzelf beheerst''.

Zoals Hazrat Inayat Khan opmerkt, als je zulk meesterschap in een anderen waarneemt, voel je dat je in de aanwezigheid bent van adel. “Dat koninkrijk in een ander herkennen is aristocratie, en de mogelijkheid van dat koninkrijk in jezelf zien en proberen dat levensideaal te vervullen is ware democratie.” Daarom kunnen we begrijpen dat democratie een wezenlijke erkenning inhoudt van de mogelijkheid van 'zelfbestuur' in jezelf en in anderen. Voor de soefi gaat het niet om het recht om deel te nemen aan de uitvaardiging van externe wetten en het heffen van belastingen op materiële rijkdom, maar om het besturen van dat wat zich in onze eigen geest en hart afspeelt. Pir-o-Murshid Inayat Khan concludeert: “Aristocratie betekent dat één persoon koning is, democratie betekent dat allen koningen zijn; en als iemand één koning niet kent, kent hij ook niet alle koningen.” In andere woorden: als we niet begrijpen wat het betekent om onszelf te regeren, dan zullen we altijd in onmin raken met andere 'koninkrijken' en zelfs hun bestaansrecht betwisten.

Vanuit een soefiperspectief is de democratische impuls geen recente menselijke uitvinding, maar is deze er altijd geweest. Het werkt door de wereld heen als antwoord op Goddelijke leiding. Sprekend over de leringen van de grote meesters, in ‘Some Aspects of Sufism’ in Volume I, legt Hazrat Inayat Khan uit dat eeuwige waarheden naar de mensheid worden gezonden op manieren die passen bij de tijd. Hij zegt: “De goddelijke boodschap is altijd gezonden door degenen die daarvoor zijn toegerust. Toen rijkdom bijvoorbeeld werd gewaardeerd, werd de boodschap overgebracht door koning Salomo; toen schoonheid werd aanbeden, gaf Jozef, de aantrekkelijkste, de boodschap; toen muziek als hemels werd beschouwd, gaf David zijn boodschap in gezang. Toen er nieuwsgierigheid was naar wonderen, bracht Mozes zijn boodschap. Toen opoffering hoog werd gewaardeerd, gaf Abraham de boodschap. Toen erfelijkheid werd erkend, gaf Christus zijn boodschap als de Zoon van God. Toen democratie noodzakelijk was, gaf Mohammed zijn boodschap als de Dienaar van God, één zoals allen en te midden van allen. Dit maakte een einde aan de noodzaak van meer profeten, vanwege het democratische karakter van zijn verkondiging en boodschap. Hij verkondigde ‘la ilaha illa-llah’ (niemand bestaat behalve God). God vormt het hele wezen, afzonderlijk, individueel en collectief. Elke ziel heeft de bron van de goddelijke boodschap in zichzelf. Dit is de reden waarom er niet langer behoefte is aan bemiddeling, aan een derde persoon als redder tussen de mens en God. De mens is voldoende geëvolueerd om het idee te begrijpen dat God alles is en dat alles God is, en is tolerant genoeg geworden om te geloven in een goddelijke boodschap gegeven door iemand zoals hijzelf, die onderhevig is aan geboorte, dood, vreugde en verdriet, en alle natuurlijke wisselvalligheden van het leven.”

Dit geeft een duidelijk beeld van het mystieke ideaal van democratie; maar vervolgens kunnen we ons afvragen hoe succesvol de algemene inspanningen waren om democratie te vestigen. Veel landen in de wereld beweren democratisch te zijn, maar hebben ze dit principe ook waargemaakt? In de ogen van de soefi is democratie een spiritueel ideaal en kan er geen echte democratie zijn als er geen spiritualiteit is. In Volume VII van de Message Series, ‘In een oosterse rozentuin’, zegt Hazrat Inayat Khan in een hoofdstuk getiteld 'Spirituele democratie' (aan het begin van dit nummer opgenomen): “Als er geen idee van spiritualiteit is, dan zijn er alleen democratische partijen die vechten voor politieke doelen, voor zakelijke belangen. Dit is geen echte democratie. Het is schijn. Als iemand nog niet zover is dat hij zijn hele leven kan geven voor zijn ideaal, wat is hij dan? Egoïsme is een slot dat de deur naar democratie sluit. Tegenwoordig wordt democratie opgeëist door degenen die werken op basis van egoïsme.”

Als echte democratie moeilijk te vinden is, is er dan iets dat we kunnen doen om haar te helpen verschijnen? Een opvallend kenmerk van het soefipad is de wens om dienstbaar te zijn. Iedereen maakt zich vandaag de dag zorgen over de toestand in de wereld. De wereldwijde onrust lijkt geworteld te zijn in de honger van deze of gene groep om mensen in hun omgeving te overheersen. Als democratie betekent dat iedereen 'koning' is, wat kunnen we dan doen om de 'deur naar democratie' te openen?

In Volume VI, sprekend over de Kunst van Persoonlijkheid, zegt Hazrat Inayat Khan: "Het idee van democratie wordt tegenwoordig door velen verkeerd begrepen. Het principe dat 'ik net zo goed ben als jij' is een verkeerd principe van democratie. Het neemt nederigheid, zachtmoedigheid en het hoge ideaal weg." Hij vervolgt: "Als je de piano stemt met alle noten op dezelfde toonhoogte, is er geen muziek meer. Deze verkeerde opvatting van democratie is als het stemmen van de hele piano op dezelfde toon. Dan wordt de muziek van de ziel dof. Het is meer een obsessie voor democratie dan democratie zelf."

Het ideaal van de spirituele persoon, vertelt hij ons, is om iedereen als zichzelf te zien, om het zelf van zowel een hoger als lager persoon te accepteren. Dat is de echte democratie. Maar het is niet gemakkelijk om tot die toestand te komen. Hazrat Inayat Khan vertelt ons: "Men stijgt alleen in verschillende stappen naar zo'n ideaal. En de eerste graad is zachtmoedigheid. Daarom werd in de Engelse taal het woord gentleman gebruikt. Waarom zachtaardig? Omdat hij de eerste stap had gezet naar de kunst van de persoonlijkheid."

Als we een bijdrage willen leveren aan de verspreiding van werkelijke democratie, kan dat alleen door eerst een echt mens te worden, iemand wiens persoonlijkheid door zijn kunst en nederigheid en genade helpt om het goddelijke werk van de Schepping te voltooien. Als we op aarde geboren worden, leert de ziel haar individualiteit kennen, een soort opsluiting van het oneindige in de nauwe cel van het 'ik'. Als die beperking niet geleid wordt door de kunst van de persoonlijkheid, is er geen hoop om harmonie te vinden bij welke vorm van bestuur dan ook. Er zullen altijd conflicten ontstaan tussen het ene 'ik' en het andere. Zoals gezegd wordt in de Gayan (Alapas): "O vredestichter, voordat je probeert vrede te stichten in de wereld, sticht eerst vrede in jezelf!"

Als we ons bewust worden van iets hogers dan onze individualiteit en ernaar streven goddelijke schoonheid te weerspiegelen in onze gedachten, spraak en omgangsvormen, dan beginnen we bedachtzaamheid en zachtmoedigheid te tonen aan de mensen om ons heen. Dan ontstaat de mogelijkheid van iets wat tot nu toe slechts bij enkelen te zien was, maar wat op een dag de wereld zou kunnen verenigen in een ruimhartige omhelzing die we de democratie van de edelmoedigheid zouden kunnen noemen: de democratie van vorsten en vorstinnen.